[zeer kort verhaal, gemaakt als oefening i.k.v. een schrijfcursus]
Hij drinkt nog een slok van zijn cappuccino met havermelk en vraagt: “Mag ik voortgaan op mijn hartslagmeter, als die aangeeft dat ik overtraind ben en beter nog een dag extra rust neem alvorens terug te trainen?”
De trainer kijkt zijn pupil aan. “Ik denk dat je dat beter met een korrel zout neemt, mijn zoon. Mensen, ook sporters, zoeken houvast en houden van cijfers. Fabrikanten gaan daar maar al te graag in mee, ze laten uitschijnen dat training rocket science is, maar niets is minder waar.”
Er komen enkele mensen de koffiebar binnen die de trainer lijkt te kennen. Hij knikt goeiedag.
De langeafstandsloper laat het antwoord van de trainer tot zich doordringen en vervolgt: “Wat is er eigenlijk wetenschappelijk bewezen van onze trainingsaanpak?”
“Hmmm…”, fronst de trainer zijn wenkbrauwen, “tot op zekere hoogte baseren we ons op wetenschappelijke inzichten. Maar als we zouden trainen volgens wat wetenschappelijk bewezen is, dan zouden we nog bezig zijn zoals bij de Oude Grieken.” Hij knijpt het inpakpapiertje van zijn chocolaatje samen terwijl hij toevoegt: “ik wil daarmee niet zeggen dat je het kind met het badwater moet weggooien. De sportwetenschap biedt zeker en vast waardevolle inzichten, maar ze loopt vaak achterop en onthult slechts een stukje van de waarheid. Tegenwoordig moet alles zogezegd evidence-based zijn, maar practice-based evidence, dus praktijkervaring, is in de sport minstens zo belangrijk om je man te kunnen staan!”